Nanofoods. SF of nabije toekomst?

nanofoodMinder vet en zout zonder dat je het proeft, snacks waar je sneller vol van zit, of voedsel dat je zelf ontwerpt: met nanotechnologie kun je voedsel op manieren bewerken die nooit eerder mogelijk waren. Maar met een kritische consument en een afwachtende industrie is het de vraag of zulke ‘nanofoods’ een kans maken op ons bord.

 

Wie weet komt binnenkort het smaakvolste en gezondste eten niet meer uit een warme keuken, maar uit een high tech, steriel lab. Met de moderne gereedschapskist van de nanotechnologie kun je namelijk voedsel tot op nanometers nauwkeurig naar je hand zetten. Welkom in de wereld van de ‘nanofoods’.

De ultieme kok Of het nu een biefstukje is, een broodje kaas of een patatje oorlog: alles wat op je bord ligt is uiteindelijk – als je maar ver genoeg inzoomt – opgebouwd uit piepkleine structuurtjes van staafjes, bolletjes of klontjes. Deze ‘nanostructuren’, een miljoen keer kleiner dan een millimeter, bepalen voor een belangrijk deel hoe ons eten eruit ziet, ruikt of smaakt.

Nanotechnologie geeft de mens de kans om met deze structuren aan de gang te gaan, of zelf te maken. Het maakt je de ultieme kok: smaken en geuren kun je tot op moleculair niveau perfectioneren of naar eigen keus samenstellen.

Veelbelovend is met name dat je bestaand voedsel aanzienlijk gezonder kunt maken door de hoeveelheid vet of zout te verkleinen, maar zodanig dat het de smaak niet verandert. Zo kun je met ‘nanozout’ – normale zoutkristallen, maar dan kleiner – chips maken die net zo lekker smaakt, maar veel minder zout bevat.

Of denk aan mayonaise waarin oliedruppeltjes vervangen zijn door waterdruppels bedekt met een dun olielaagje. Een patatje met deze ‘nanonaise’ smaakt hetzelfde als altijd, maar de hoeveelheid vet is veel kleiner.

Verrijkt en ontworpen voedsel Op vergelijkbare manier probeert men voedsel te verrijken door extra vitaminen, mineralen of geneeskrachtige stoffen toe te voegen. Bijvoorbeeld door visolie in brood erbij te stoppen, zonder dat het naar vis smaakt of ruikt. Maar ook extra ijzer in vlees of extra selenium in groene thee. Allemaal met het doel om een tekort aan deze elementen te vermijden. Zelfs voedsel waarin glucose gedoseerd wordt afgegeven (voor diabetici) of medicijnen aan bloed afgegeven worden, behoort tot de mogelijkheden.

Het toevoegen van zulke stoffen aan voedsel tracht men te doen met een soort ‘microcontainers’: constructies van bijvoorbeeld lipiden die de stof ‘beschermen’. Zo blijft de smaak behouden, maar is het bovendien mogelijk de stoffen in het maagdarmstelsel af te leveren waar ze het effectiefst zijn. Geprobeerd wordt ook om vetten op deze manier uit het voedsel naar het achterste deel van de dunne darm brengen. Vanaf deze plek gaan normaal gesproken signalen naar de hersenen dat je genoeg hebt gegeten. Van zulk vet eten raak je dus sneller ‘vol’.

En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, opent nanotechnologie ook de deur naar een compleet nieuwe manier van voedsel bereiden: het zelf van de grond af opbouwen van eten. In Wageningen proberen ze bijvoorbeeld met melkeiwitten vlees na te bootsen, in de hoop betere “vleesvervangers” te maken. Zulke alternatieven kunnen een oplossing zijn voor toekomstige voedseltekorten.

Harde nanodeeltjes zijn onoplosbaar Wie dit allemaal zo leest zal geneigd zijn te concluderen dat we een geweldige toekomst met nanofoods tegemoet gaan. Toch is dat niet zo vanzelfsprekend. Er heerst bijvoorbeeld nog onduidelijkheid over de mogelijke gezondheidseffecten van het toevoegen van nanodeeltjes aan voedsel.

Nu bevat ons voedsel al tijden deeltjes van nano-afmetingen (zoals eiwitten), maar de zorgen richten zich met name op ‘harde’, onoplosbare deeltjes als titaniumdioxide, zilver of zinkoxide. Deze stoffen worden al langer aan voedsel toegevoegd, maar niet in de vorm van nanodeeltjes. Titaniumdioxide wordt bijvoorbeeld gebruikt als witmaker in taartbedekking of kauwgom, zonder dat dit schadelijk is.

Zodra zulke stoffen echter in nanovorm aan producten worden toegevoegd, zijn de effecten mogelijk anders. De deeltjes zijn kleiner, hebben een relatief groter oppervlak en dus in potentie een hogere reactiviteit. Ze kunnen lichaamsbarrières passeren en in andere organen als nieren en longen terechtkomen. Onduidelijk is wat hiervan de gevolgen zijn voor onze gezondheid.

Effecten in het lichaam Meerdere studies hebben inmiddels gewezen op mogelijk nadelige gevolgen in het lichaam. In muizen, fruitvliegjes en zebravissen geeft langdurige blootstelling aan deze nanodeeltjes problemen bij de voortplanting. Een Duitse studie wees uit dat metalen nanodeeltjes DNA-schade kunnen veroorzaken in menselijke cellen. En mochten de deeltjes via ons toilet in de natuur terecht komen, dan zijn er aanwijzingen dat ze gevolgen hebben voor milieu of de voedselketen.

Daar staat tegenover dat ons lichaam zich goed kan verdedigen en waarschijnlijk al tijden deeltjes titaniumdioxide of silica in nanovorm verwijdert, zoals uit andere studies blijkt. Bovendien zijn deze ‘harde’ nanodeeltjes nauwelijks te vinden in voedsel, denkt Frans Kampers. Hij is directeur van het Wageningse centrum BioNT dat onderzoek doet naar toepassingen van nanotechnologie in voeding. De deeltjes dragen namelijk niet bij aan de voedingswaarde en worden dus niet aan voedsel toegevoegd, schrijft hij op een blog van de Wageningen Universiteit.

Onderbuikgevoel Los van het risicovraagstuk is minstens zo interessant of de consument nanofoods wel wil omarmen. De genoemde gezondheidsrisico’s spelen ook in andere toepassingen van nanotechnologie maar voedsel is een apart geval, zo schreef Timothy Duncan van de Food and Drug Administration (VS) onlangs in het tijdschrift Nature Nanotechnology.

Consumenten hebben een emotionele relatie met hun eten; het maakt deel uit van de cultuur en tradities, aldus Duncan. Zodoende is de houding van mensen tegenover technologie in voedsel niet een objectieve afweging van veiligheid en voedingswaarde, maar wordt deze bepaald door het gevoel dat een consument bij de technologie heeft.

Volgens Duncan speelt de ‘natuurlijkheid’ van een product hierbij een grote rol. Als consumenten het gevoel hebben dat iets op een natuurlijke manier gemaakt is, wordt dat als positief ervaren. Dat is zo sterk, dat een gevoel van onnatuurlijkheid de voordelen van een technologie kan overschaduwen, blijkt uit onderzoek. Kortom, hoe een consument risico’s afweegt verschilt vaak van de objectieve afwegingen van experts en wetenschappers, schrijft Duncan.

Transparantie De oplossing is volgens hem en andere experts, transparantie van de industrie over waar ze mee bezig zijn. Maar ook om een proactieve houding in te nemen en om te gaan met zorgen die leven onder het publiek. Die openheid is voorlopig ver te zoeken. De voedselindustrie houdt de lippen stijf op elkaar over nanofoods, uit angst voor boze consumenten die nanotechnologie – en daarmee hun producten – de rug toekeren. Ze hebben immers de ophef rond genetisch gemodificeerd voedsel in de jaren negentig nog vers in hun geheugen zitten.

Volgens het tijdschrift New Scientist zorgt die houding er juist voor dat consumenten achterdochtig worden. Een Britse commissie, ingesteld door de regering, uitte vorig jaar forse kritiek op de geringe transparantie van de voedselindustrie. Volgens hun rapport blijft hierdoor de risicobeoordeling van nanomaterialen erg achter. Het gevaar van de geheimzinnigheid is, volgens Duncan, dat de media – die van grote invloed is op de mening van consumenten – met een focus op de risico’s een negatief beeld kan schetsen van nanofoods.

Het wordt interessant om te zien hoe de discussie rond nanofoods zal verlopen. Voorlopig is er nog geen probleem, want volgens de Europese voedselautoriteit zijn er nog geen nanofood-producten op de markt. Maar we hoeven niet lang meer te wachten: drankjes met in nanovorm toegevoegde vitaminen zullen de eerste producten in de supermarkt worden, zei Coca-Cola-zegsman Michael Knowles tegen de website EUobserver.com.

Bron: Kennislink

Top