Tijd voor beter nieuws. Niemand wil nog ruilen met Rockefeller.

kleuren liefde spiriaalHet leven van de meeste mensen wereldwijd verandert ingrijpend. Doorgaans zijn het veranderingen ten goede. Maar wij weten er niets van. Want de media vertellen het ons niet.

 

 

 

Er is veel om over te somberen. Burgeroorlog in het Midden-Oosten, aanslagen door IS in Brussel en Parijs, Syriërs in ellendige omstandig­heden in Griekenland, een forse hongersnood in Zuidelijk Afrika, klimaatverandering wereldwijd. De Europese Unie staat onder druk en Erdogan, Poetin en Xi Jinping veranderen Turkije, Rusland en China weer in autocratieën. Nu nog zijn Donald Trump, Marine Le Pen en Geert Wilders geen president of premier. Maar een nieuwe economische inzinking, een herhaling van de nieuwjaarsnacht in Keulen plus een paar aanslagen van jihadi’s in westerse steden en het kan ons zomaar overkomen.

We bevinden ons ‘bijna’ in de ‘perfecte storm’, aldus Frans Timmermans. En juist daarom is het nodig iets aan te kaarten dat maar amper met deze somberheid in overeenstemming kan worden gebracht: wereldwijd staan we er beter voor dan ooit tevoren. Hoeveel zorgen we ons ook maken, er is veel bereikt waar onze ouders alleen nog maar van konden dromen. Met welke periode in de geschiedenis we onszelf ook vergelijken, de gemiddelde wereldburger is vandaag slimmer, rijker, gezonder, veiliger en gelukkiger dan ooit eerder. Wereldwijd leven we langer, zijn we meer met elkaar verbonden en eten we meer, smakelijker en gezonder voedsel. Onze wereld is anno 2016 vrediger, schoner en meer gelijk dan die van 1966, 1916 of welke tijd dan ook.

Nederlanders lijken zich dat maar amper te realiseren. Het is zelfs maar de vraag of we eigenlijk wel iets weten van grote, veelomvattende mondia­le ontwikkelingen. Onze kennis daarover valt gemakkelijk te toetsen.

Wat weten we bijvoorbeeld van het aantal oorlogen en oorlogsdoden in 2015, vergeleken met de aantallen van, laten we zeggen, 1990? Zijn dat er meer, minder of is er geen verschil? En over gelijkheid tussen mannen en vrouwen, sterfte van kleine kinderen of van moeders op het kraambed? Daalt of stijgt de uitstoot van CO2 in Europa en de Verenigde Staten? Gaan in islamitische landen als Afghanistan meer of minder meisjes naar school? Hebben we vandaag, ten opzichte van 1990, meer, minder of een gelijkblijvend aantal democratieën? Neemt de ontbossing van Europa toe, of zingen we binnenkort een requiem voor de laatste beuk? Wat weten we van dit soort onderwerpen? Wat dénken we hiervan te weten, en wat vertellen ons de koele cijfers?

Ongetwijfeld is de vraag naar het aantal oorlogen en oorlogsdoden op dit moment de meest actuele. Het antwoord wekt waarschijnlijk verbazing. Vergeleken met 1990 is de wereld van 2016 een heel stuk vrediger. Niet alleen het aantal oorlogen nam af, dat gebeurde ook met het aantal oorlogsdoden. Wereldwijd worden op dit moment elf grote gewapende conflicten uitgevochten, met de oorlog in Syrië en Irak als de meest bloederige. Dat zijn er elf te veel, maar rond 1990 waren het er nog 26. Bovendien worden onze oorlogen minder dodelijk. In de jaren vijftig stierven wereldwijd 22 op de honderdduizend mensen door oorlogsgeweld, inclusief terrorisme. Eind jaren tachtig zakte dat tot vijf en vandaag staat de teller op 1,5 oorlogsdode per honderdduizend mensen. En ook al is nog steeds elke dode er één te veel, deze daling in oorlogen en oorlogsdoden is ronduit bemoedigend. In concrete cijfers: in het jaar 1952 vielen wereldwijd nog 23 miljoen oorlogsslachtoffers. Tijdens de Koude Oorlog sneuvelden gemiddeld vier miljoen doden per jaar. En in 2015 stierven tegen de 170.000 mensen als gevolg van oorlog en terrorisme.

***

Bij gelijkheid tussen mannen en vrouwen ligt het wat lastiger, want wat meet je dan? Het aantal vrouwelijke regeringsleiders? Met 25 in 2015 waren er nog nooit zo veel vrouwelijke premiers en presidenten als op enig ander moment in de geschiedenis. Het aantal meisjes dat naar school gaat? Ook daarvan waren er nog nooit zo veel. Mondiaal gaan op dit moment ongeveer net zo veel meisjes naar school als jongens. Sommige landen liggen nog wat achter, waaronder Afghanistan. Toch is de vooruitgang nergens groter dan juist daar. Nog in 2000 zaten er vrijwel alleen jongetjes in de schoolbanken. Dat waren er toen zo’n 800.000, die allemaal les kregen van mannen. Nu gaan acht miljoen Afghaanse kinderen naar school, waaronder drie miljoen meisjes. Ook hun docenten zijn steeds vaker vrouwen.

Wereldwijd nam ook de kindersterfte fors af, en fors, dat betekent met meer dan de helft sinds 1990. In dat jaar stierven in ontwikkelingslanden nog twaalf miljoen kinderen aan ziektes als diarree, ondervoeding, longontsteking, malaria of tbc. En hoewel de bevolkingsdruk flink toenam, was dat aantal in 2012 gedaald tot 6,6 miljoen. Vergeleken met 1990 gingen in 2012 dagelijks veertienduizend mínder kinderen dood. Voor moedersterfte geldt iets vergelijkbaars: het aantal moeders die de geboorte van hun laatste kind niet overleven, daalde tussen 1990 en 2015 met 45 procent.

Daalt of stijgt de uitstoot van CO2 in Europa en de VS? Het juiste antwoord is dat in het Westen almaar mínder CO2 in de atmosfeer terechtkomt. In Europa gaat het wat langzamer dan in de VS, waar de uitstoot inmiddels weer terug is op het niveau van 1994. En dat terwijl het energiegebruik op beide continenten alleen maar is toegenomen. En de ontbossing van Europa? Europa vergroent, zo blijkt uit data van de Wageningse onderzoeker Richard Fuchs. Vandaag hebben we een derde meer bos dan in 1900, toen de meeste Europese bossen waren omgehakt en opgestookt. En dat terwijl de bevolking van Europa groeide van 408 miljoen naar 742 miljoen en ons consumptieniveau onvergelijkbaar veel hoger ligt dan dat van onze overgrootouders.

Als laatste: zijn er vandaag, ten opzichte van 1990, meer, minder, of een gelijkblijvend aantal landen die met recht een democratie kunnen worden genoemd? Dat antwoord is simpel: het zijn er zeker 29 meer. Volgens cijfers, samengesteld door Max Roser in Our World in Data telt de wereld vandaag 87 democratische landen, 47 ‘gemengde systemen’ en 22 autoritair geregeerde landen, met het gruwelijke Noord-­Korea helemaal onder aan de lijst. In 1975, op het dieptepunt van de Koude Oorlog, lagen die verhoudingen omgekeerd. Toen telde de wereld nog 82 autoritair geleide landen tegenover 34 democratieën.

***

De gemiddelde wereldburger is vandaag slimmer, rijker, gezonder, veiliger en gelukkiger dan ooit eerder

In het hemels paradijs leven we niet en toch ging het nog nooit zo goed met zo’n groot percentage van de wereldbevolking. Hoe krachtig de vooruitgang is, zou je kunnen afleiden uit een gedachte-experiment van de Amerikaanse econoom Donald J. Boudreaux op de website Cafehayek.com. Wie van ons stond er ooit bij stil, vraagt Boudreaux, dat we vandaag, in 2016, een stuk rijker zijn dan John D. Rockefeller in 1916? En niet alleen wij, rijke mensen in het rijke Nederland, maar ook steeds meer gewone mensen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

Wat was er allemaal níet in 1916? Er was geen radio, geen televisie, internet, passagiersvliegtuigen en Airbnb. Er waren geen computers, popmuziek, buitenlands voedsel, smartphones en een kans van net 75 procent om ouder te worden dan vijf jaar. De pil bestond nog niet en zowel antibiotica als onze moderne anesthesie moesten nog worden uitgevonden. Niet alleen de gewone man of vrouw had het allemaal niet, ook John D. Rockefeller, de rijkste man uit die tijd, beschikte er niet over.

In 1924 stierf zelfs de zestienjarige zoon van president Calvin Coolidge nog aan een simpele stafylokokken-infectie, want penicilline werd pas uitgevonden in 1928. Honderd jaar geleden zuchtten we wereldwijd nog onder ellenlange arbeidsuren, kleine, vochtige en tochtige woonvertrekken, kinderarbeid, tandartsen die opereerden zonder verdoving en schrijnende ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.

Omgerekend in hedendaagse euro’s bezat Rockefeller in 1916 zo’n twintig miljoen euro. Stel nu dat iemand ons twintig miljoen euro zou bieden om mét dat bedrag in een tijdmachine te worden teruggeschoten naar 1916? Zou dat bedrag dan voldoende zijn om ons leven anno nu in te ruilen voor dat van Rockefeller in 1916? Dus mét twintig miljoen terug naar 1916, maar zónder anesthesie bij de chirurg en met een kindersterfte van boven de 25 procent? Mét een koets, butlers en een prachtig landhuis aan zee, maar zónder scholen en theaters met verwarming. Zónder kiesrecht voor vrouwen. En een levensverwachting van zo’n vijftig jaar? Zou je voor twintig miljoen terug willen gaan naar 1916? Nee? Blijkbaar is de Nederlander, Aziaat of Afrikaan die zónder dat immense bedrag in 2016 wenst te blijven, vandaag een stuk rijker dan John D. Rockefeller honderd jaar geleden.

Waarom weten we dat niet? Misschien moeten we beginnen met te erkennen dat we alle ellende die vandaag op ons af komt niet zelf waarnemen, laat staan persoonlijk meemaken. Sterker: met dat ‘zelf’ gaat het veelal prima. Jaar in, jaar uit, laat het Centraal Planbureau weten dat we het humeur van de gemiddelde Nederlander kunnen samenvatten als ‘met mij gaat het goed, maar met ons gaat het beroerd’. Blijkbaar worden we vooral zo somber door wat ánderen ons vertellen. En die anderen, dat zijn de nieuwsjagers van de media. Dat ze ons zo de put in werken, heeft veel te maken met een hardnekkige wet in de journalistiek: ‘if it bleeds, it leads’. ‘Goed nieuws is geen nieuws.’ Dat begin mei in heel Syrië de wapens zwegen was maar amper nieuws; dat er weer werd gevochten in Aleppo wél. Dat op dit moment 45 miljoen mensen door een hongersnood worden geraakt in het door El Niño getroffen Oost-Afrika haalt het journaal; niet dat de afgelopen 25 jaar een miljard, dus duizend miljoen mensen uit de honger ontsnapten.

Daar komt bij, Xandra Schutte wees er twee weken geleden in De Groene nog eens op, dat het nieuws vandaag niet alleen in een ultrahoog tempo moet worden geproduceerd, maar dat het ook meer dan ooit een aanval doet op onze emoties. ‘De aanslagen in Brussel waren nog nauwelijks gepleegd, of er begon een niet-aflatende nieuwsgolf’, schreef Schutte. ‘Te midden van de slachtoffers en het instortende plafond van de hal van het vliegveld deden de journalisten “live” verslag. (…) En voortdurend klonken de woorden “horror”, “paniek”, “dreiging” en “terreur”. “Europa in het hart getroffen”, heette het al snel, en overal.’ En we werden weer bang. Doodsbang. Zo dichtbij was de terreur nog nooit geweest.

Zeldzaam waren de journalisten die de terreur in Europa nu eens in perspectief plaatsten. In de vijftien jaar die vergingen van de aanslagen van september 2001 tot en met maart 2016 stierven in de Europese Unie 577 mensen door terroristisch geweld. Maar in de vijftien jaar daarvoor, dus van 1985 tot 2001, maakten terroristen in Europa nog 2120 dodelijke slachtoffers. De kans dat we in een terroristische aanslag om het leven komen, was sinds 9/11 een heel stuk kleiner dan in de rustige jaren negentig.

Wat ook al niet meewerkt, is dat de normaliteit zo weinig mediageniek is. Een vliegtuig dat na een raketinslag in gruzelementen op Oekraïense bodem ligt, is nu eenmaal een stuk fascinerender dan duizenden vliegtuigen die zonder noemenswaardige problemen landen op Schiphol. In het nieuws doet de normaliteit van het bestaan er niet toe.

Dat journalisten ons doorlopend de uitzonderingen op de regel presenteren, doen ze dus niet omdat ze ons wensen te belazeren. Integendeel. Dat doen zij omdat ze nieuws, nieuws en nog eens nieuws willen brengen, en liefst zo kernachtig, persoonlijk en indringend als mogelijk. En dat is iets anders dan het noteren van droge cijfers over langzame structurele veranderingen. De vooruitgang bestaat nu eenmaal uit droge cijfers. Willen we vaststellen of we op een bepaald terrein vooruit of achteruit kachelen, dan moeten we intensief gaan verzamelen, turven, tellen en rekenen. Alleen door te ‘kwantificeren’ en talloze gegevens uit te zetten op historische schalen valt te bepalen hoe we er voor staan. Slecht nieuws bestaat uit een aanslag, epidemie of corruptieschandaal. Goed nieuws is statistiek.

Niet meer dan achttien procent van de Nederlanders weet dat de armoede in ontwikkelings- landen is afgenomen

Per definitie krijgen we het beste nieuws dus niet te horen. En ergens in ons achterhoofd beseffen we dat al lang. We wéten dat radio, televisie en kranten, op papier of online, ons een pathologisch beeld verschaffen van de wereld. Hoewel het naar mijn weten nooit is onderzocht, is het goed voorstelbaar dat de meest fervente consumenten van Nu.nl of het Journaal het minst heldere beeld hebben van de normaliteit van ons bestaan. ‘Wanneer je de krant niet leest, dan ben je slecht geïnformeerd’, zou Mark Twain aan het einde van de negentiende eeuw hebben gezegd. Om daar meteen op te laten volgen: ‘En wanneer je de krant wél leest, ben je verkeerd geïnformeerd.’

***

Sinds enkele maanden leid ik World’s Best News. Dat is een nieuwe, kleine organisatie die probeert om in Nederland meer kennis te verspreiden over de enorme vooruitgang die we in de afgelopen decennia wisten te boeken. Ik zou ook kunnen zeggen dat we meer aandacht willen voor de normaliteit van de wereld, waaronder de evidente vooruitgang in ontwikkelingslanden. De directe aanleiding om World’s Best News in het leven te roepen, is de zorg om onze betrokkenheid. Wie nooit eens hoort dat onze inzet om van de wereld een betere plek te maken ook resultaten afwerpt, raakt uiteindelijk gedesillusioneerd.

De gedachte dat al de oprechte inspanningen van veel ontwikkelings­organisaties, bedrijven, overheden, mensenrechtenactivisten of vredesmissies niets zouden hebben opgeleverd, is ronduit deprimerend. Het idee dat we niets zijn opgeschoten met maatschappelijk verantwoord onder­nemen, met vrijhandelsakkoorden, met non-proliferatieprogramma’s voor kernwapens of met ontwikkelingshulp, werkt als een immens ontmoedigingsprogramma. De gedachte dat er geen vooruitgang is, maakt ons droefgeestig en passief. Wie almaar hoort dat we alom in crisis verkeren – ecologische crisis, humanitaire crisis, morele crisis, economische crisis, vluchtelingencrisis – kan zich niet aan de gedachte onttrekken dat alles wat we tot nu ondernamen niet meer was dan een verspilling van tijd en moeite.

Dat we afhaken wanneer we niet de resultaten zien van onze inspanningen wordt bevestigd door de Britse onderzoekers David Hudson en Jennifer van Heerde. Zij wilden, heel concreet, weten of grootgebruikers van kranten en nieuwsrubrieken op televisie zich meer betrokken voelden bij bestrijding van wereldwijde armoede. Intuïtief zou je denken van wel, want wie meer nieuwsberichten leest, of meer beelden ziet van mensen in abjecte armoede, zou eerder overeind moeten komen om er iets tegen te doen. Zo gaat het dus niet, ontdekten Hudson en Van Heerde. Het effect is eerder omgekeerd. Hoe meer beelden en nieuwsberichten over armoede we over ons heen krijgen, hoe passiever wij worden.

De vraag is natuurlijk wélke beelden en verhalen de meesten van ons dan horen, zien en lezen. Ook dat onderzochten Hudson en Van Heerde. Het merendeel van de beelden en verhalen over armoede die de nieuwsmedia de wereld in slingeren is ‘negatief, sensationeel en sterk versimpeld’. ‘Het gevolg is dat de media het vertrouwen van mensen wegnemen dat het armoedeprobleem kan worden opgelost.’ Mensen echter die hun informatie over armoede niet direct uit de media halen, maar via het onderwijs, boeken of hulporganisaties krijgen, bleken daarentegen veel meer betrokken in de bestrijding ervan.

Voor World’s Best News was het aanvankelijk niet meer dan een vermoeden dat Nederlanders weinig weten van de vooruitgang van Peru tot Vietnam. Daarom vroegen we bureau Motivaction om een representatieve groep Nederlanders een paar eenvoudige vragen voor te leggen: zijn in de afgelopen tien jaar de veiligheid, de armoede en de gezondheid in ontwikkelingslanden toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen? De juiste antwoorden zijn uiteraard dat de veiligheid en gezondheid in ontwikkelingslanden zijn gegroeid, en dat het aantal mensen in armoede flink is gedaald.

De resultaten van de enquête waren nog verrassender dan we al dachten. Niet meer dan negen procent van alle Nederlanders weet dat mensen in ontwikkelingslanden vandaag veiliger zijn. Niet meer dan achttien procent weet dat de armoede is afgenomen, en net 24 procent weet dat mensen in ontwikkelingslanden vandaag gezonder zijn dan in 2006. Gemiddeld had dus meer dan tachtig procent van de Nederlanders geen idee.

***

In een 25 jaar oude en beroemde rede – Gegen den Zynismus in der Interpretation der Geschichte – wees de filosoof Karl Popper (1902-1994) erop dat ons breed gewortelde pessimisme niet alleen onterecht is, maar ook moreel verwerpelijk. Popper hekelde de ook toen al populaire mantra dat alles draait om macht en geld, om olie en geweld, dat er niets verandert en dat dat vooralsnog wel zo blijven zal. Hij noemt dit cynische pessimisme een religie en identificeerde haar hogepriesters vooral onder linkse intellectuelen. Behalve als religieus en in strijd met de feiten beoordeelde Popper dit diepgewortelde pessimisme als ronduit demoraliserend. Daarbij dacht hij vooral aan jongeren die nog een heel leven voor zich hebben. Zij verdienen onze somberheid niet. Jonge mensen hebben onze aanmoediging nodig. Volgens Popper moeten we hen niet ongelukkig maken met ons defaitisme, maar hen aanmoedigen met onze hoop. Pessimisme en cynisme, schreef Popper, zijn de grootste intellectuele ontsporingen van onze tijd.

Pessimisme en cynisme, schreef Karl Popper, zijn de grootste intellectuele ontsporingen van onze tijd

***

Poppers analyse heeft een kwart eeuw later nog niets aan actua­liteit ingeboet. Als concreet gevolg van ons gebrek aan kennis en optimisme kunnen we denken aan Nederlandse bedrijven die naarstig zoeken naar mogelijkheden om te investeren, maar bij wie het niet eens opkomt die te zoeken in Bolivia of Burkina Faso. Met een meer reële en dus positievere inschatting van de kans op corruptie, geweld of dramatische ziekten zouden deze bedrijven wellicht veel meer in ontwikkelingslanden investeren. De werkelijkheid is dat steeds meer landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika nog maar amper onveiliger zijn dan Europa of de Verenigde Staten. Die veiligheid geldt zeker voor goed verzekerde westerlingen met toegang tot privé-klinieken, schoon water en repatriëringsprogramma’s. Van alle 197 landen ter wereld geldt voor twaalf landen een negatief reisadvies, terwijl reizigers naar nog eens zeventien landen wordt aangeraden om hun reislust te heroverwegen. Behalve Haïti en Noord-Korea zijn dit allemaal moslimlanden. Voor 85 procent van alle landen ter wereld bestaat zo’n advies dus niet. Het is de wereld van de islam die brandt. De wereld staat niet in brand.

Voormalig minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal noemde diplomatie ‘rustiek tijdverdrijf’ en sloot vervolgens Nederlandse ambassades in een aantal kwetsbare landen. Volgens onderzoekers van het Canadese Human Security Centre is ‘preventieve diplomatie’ echter een van de meest succesvolle methodes om oorlogen en conflicten te voorkomen. En wanneer er toch geweld uitbreekt, dan zijn het wederom diplomaten die de beste papieren hebben om de strijdende partijen aan tafel te krijgen en het conflict te beëindigen.

En dat geldt ook voor ontwikkelingssamenwerking. Hoewel de komst van veel vluchtelingen de steun voor ontwikkelingshulp weer toe laat nemen, zijn de meeste Nederlanders uitgesproken somber over de effectiviteit ervan. Te veel geld zou verdwijnen aan strijkstokken en door corruptie, te weinig zou terechtkomen bij de allerarmsten. Dat wij zo sceptisch zijn, is ons maar amper te verwijten, want er is niemand die ons ooit vertelt wat er wél wordt bereikt.

Met Nederlands ontwikkelingsgeld werden alleen in het jaar 2014 1,3 miljoen aidspatiënten voorzien van aidsmedicijnen en 28 miljoen jongeren van seksuele voorlichting. Niet minder dan 883 miljoen condooms werden verspreid tegen aids en ongewenste zwangerschappen, acht miljoen mensen ontvingen voedselhulp, 503 miljoen kinderen werden gevaccineerd, 2,6 miljoen mensen kregen beschikking over schone energie en 1,6 miljoen mensen over schoon drinkwater. Maar liefst 4,7 miljoen kleine boeren konden zich beter beschermen tegen klimaatverandering, achthonderd Indonesische vrouwen werden getraind om de politiek in te gaan en 825 hectares wereldwijd werden schoongemaakt van landmijnen. En dat is nog maar een kleine greep uit de ‘Kamerbrief inzake Ontwikkelingsresultaten in Beeld – Editie 2015’. ‘Goed gerichte ontwikkelingshulp verricht wonderen.’ Dat schreef de conservatieve Britse minister Andrew Mitchell een paar jaar geleden. En zo is het nog steeds. Alleen is er niemand die het weet.

***

Hoogste tijd om de somberheid te keren. Niet door weg te kijken van harde feiten als bomaanslagen in Brussel, hongersnood in Zuidelijk Afrika of rellende Marokkaanse jongens in Ede. Wel door vérder en breder te kijken, door algemene ontwikkelingen in beeld te brengen en door gebeurtenissen te plotten tegen hun historische achtergrond. Zeker tegen de achtergrond van een opkomend nationalisme en populisme, dat alleen kan gedijen bij de wanhoop van zovelen, moeten journalisten zich meer dan ooit de vraag stellen naar de maatschappelijke consequenties van hun werk.

Nieuwsmedia moeten, kortom, verantwoordelijkheid gaan dragen voor wat ze aanrichten. Wij – want ook ik maak al 25 jaar deel uit van de kudde – vertellen mensen dat Syrische vluchtelingen ons voor problemen stellen, dat het klimaat dramatisch verandert, en dat onze kinderen het nooit meer zo goed krijgen als wij het nu hebben. Vervolgens laten we de eenvoudige nieuwsconsument achter in angst en vrees. Veel van deze nieuwsberichten ontploffen in het publiek als een vuurwerkbom in een winkel vol porselein. Vervolgens zien wij de scherven en de rook niet als onze verantwoordelijkheid. Maar we dragen die verantwoordelijkheid wél. We hadden onze nieuwsberichten ook kunnen voorzien van context. Dat we vandaag minder vluchtelingen hebben dan vijftien jaar geleden, bijvoorbeeld. Dat Syrische vluchtelingen minder voorkomen in de criminaliteitscijfers dan autochtone Nederlanders. En dat het ons tot nu altijd nog gelukt is om grote groepen vluchtelingen te laten integreren.

Is het wel terecht om de media op te zadelen met deze enorme verantwoordelijkheid? Journalisten doen toch niet meer dan dat waar ze voor zijn opgeleid: het verslaan van het dagelijkse nieuws. Zij, wij, kunnen het toch niet helpen dat we onze oceanen overbevissen, dat terroristen zichzelf opblazen op Zaventem of dat Greenpeace voorspelt dat we met z’n allen de afgrond in razen? Intuïtief zullen veel journalisten antwoorden dat ze helemaal geen somber nieuws brengen, gespeend van context en geschiedenis. Wat ze brengen is simpelweg nieuws, nieuws en nog eens nieuws. Tot voor kort kwamen we nog weg met deze defensieve reactie. Die tijd lijkt voorbij. Want de nieuwsconsument begint af te haken en sprokkelt zijn verhalen steeds vaker bij elkaar op social media. En daar is de trend duidelijk: bemoedigende verhalen scoren beter.

Sommige ontwikkelingen en bewegingen zijn zo deprimerend dat ze op geen enkele wijze met bemoedigende data kunnen worden onderbouwd. Berichten over herlevend nationalisme in Europa kunnen niet worden gerelativeerd met mooie cijfers over groeiende steun voor een kosmopolitische unie. De bloedige strijd in de wereld van de islam kan niet worden beschreven als een uitzonderlijke reactie op een onstuimige toename van vredelievendheid. De toenemende repressie van journalisten in Turkije of Rusland wijst allesbehalve op een uitbreiding van de persvrijheid in deze landen. Maar ook hier zouden journalisten zich niet mogen beperken tot het loutere filmen van demonstrerende neonazi’s in Saksen-Anhalt, bombardementen in Aleppo of doodgeschoten journalisten in Moskou. Hoe dramatischer de ontwikkelingen, hoe groter onze morele plicht om te wijzen op de historische context. Met name bij schokkende gebeurtenissen is het belangrijk om statistische data boven te halen die ons grip geven op het nieuws dat ons overspoelt.

Journalisten moeten vooral verder leren kijken dan de nieuwsflitsen van de grote persbureaus. Wereldwijd zijn we gezegend met onderzoeks­instituten, bureaus voor statistiek, ministeries en ngo’s die een onophoudelijke stroom van cijfers produceren. Al turvend en tellend brengen zij de grote ontwikkelingen in beeld die journalisten doorlopend over het hoofd zien, gefixeerd als we blijven op beelden van brandende steden in Syrië en slingerende varkens in Heesch.

Wij, journalisten, moeten eindelijk eens de moed opbrengen om voorbij een politie-inval in Molenbeek of Saint Denis te kijken om in plaats daarvan een paar dagen stil te staan bij een website als Our World in Data van Max Roser. Kunnen we het huisarrest van Ebru Umar niet even laten voor wat het is om ons terug te trekken met de fascinerende ‘Kamerbrief inzake Ontwikkelingsresultaten in Beeld – Editie 2015’? Hier staat nieuws dat veelal een stuk interessanter, relevanter en doorgaans bemoedigender is dan de uitzonderingen op de normaliteit die nu de bulletins en kranten halen.

Journalisten die dit kunnen opbrengen gooien doorgaans niet met vuurwerk. Zij sjouwen met cement. Zij nemen verant­woordelijkheid en bouwen mee aan een ­minder angstig en een meer betrokken ­Nederland.

Bron: https://www.groene.nl/

 

Top